Art Cinema OFFoff presenteert een 16mm-openluchtprogramma van vijf films in het buitentheater van het Citadelpark. Deze gratis avond kadert in Publiek Park– een vierdaagse openluchttentoonstelling (1 – 4 juli), georganiseerd door de Young Friends v/h S.M.A.K., die beeldende kunst, performance, muziek en cinema samenbrengt op het raakvlak van cultuur, natuur en erfgoed. OFFoff staat in voor het filmluik en selecteerde werk dat zich afspeelt in parken of bossen. Het zijn allen films die elk op hun manier het theatrale karakter van de publieke ruimte verkennen en de bewegingen daarbinnen choreograferen en ritmeren. Eaux d’artifice (Kenneth Anger, 1953) en A Study in Choreography for Camera (Maya Deren, 1945) culmineren in een eenheid van lichaam en landschap.
Het inhoudelijke programma resoneert met de historische locatie. Het openluchttheater werd door de Koninklijke Nederlandse Schouwburg gebouwd op de overblijfselen van de voormalige citadel. Het werd in 1940 ingehuldigd met een Shakespeariaans toneelstuk en tot 1959 regelmatig gebruikt voor theatervoorstellingen. Achter het podium en dus achter het projectiescherm bevindt zich de originele orkestbak en de oorspronkelijke sokkel van een standbeeld van Prometheus op een artificiële rotsformatie. Het mythologische beeld stond er reeds sinds 1889, maar werd in 1940 verwijderd en is sindsdien spoorloos.
De filmmakers in het programma komen allen uit de Amerikaanse avant-garde van de jaren veertig en vijftig, maar Parijs is nooit veraf. Kenneth Anger woonde er tijdens de jaren vijftig, Shirley Clarke filmde er In Paris Parks en Joseph Cornell koesterde een inspirerende heimwee naar Frankrijk, een land dat hij nooit bezocht. De tocht door de verschillende parken en bossen in het programma openbaart tal van echo’s, terugkerende motieven en kruisende paden. Gaandeweg valt de nacht in de reeks films die alsmaar mysterieuzer en artificiëler wordt. Het zijn elk op hun beurt droomachtige films die het park tonen als een plaats waar magie mogelijk is.
Het groene openluchttheater situeert zich achter de heuvel naast de zomerbar van Monterey aan de kiosk.
Publiek Park is gecureerd door Jef Declerq, Anna Laganovska, Koi Persyn en Adriënne van der Werf.
Shirley Clarke
In Paris Parks
US • 1954 • 14' • colour • 16mm
Danseres en filmmaker Shirley Clarke legt het ritme van een dag in een stadspark in Parijs vast tussen ochtend en zonsondergang. In Paris Parks begint in de Jardin du Luxembourg waar haar tienjarige dochter, Wendy Clarke, een hoepel voortduwt die daar opnieuw tot stilstand zal komen aan het einde van de film. In Paris Parks is een choreografie van de alledaagse activiteit, dynamiek en beweging in een publiek park: ouderen spelen kaart of slapen op een bankje, kinderen kijken poppenkast, voeren dieren of maken een ritje op de draaimolen. Clarke maakte In Paris Parks kort na een eerste ontmoeting met Maya Deren en wilde met de film tonen dat in een dansfilm niet noodzakelijk iemand hoeft te dansen. De muziek van de Amerikaanse blokfluitvirtuoos LaNoue Davenport ritmeert de beelden.
Een meditatie op een onschuldige dag in het leven van een park. De twaalfjarige balletstudente Gwen Thomas dwaalt door het bekende Bryant Park aan de New York Public Library dat dienstdoet als het toneel voor een fantasie. Als een nimf aan de grote parkfontein droomt ze weg bij het vluchtige luchtballet dat de duiven opvoeren. Fictie en lyrisch document gaan samen in een dagdroom over de poëzie van het alledaagse. Deze stille rêverie lijkt verwant aan de tafereeltjes in de kijkdozen waar Joseph Cornell als beeldend kunstenaar vooral bekend om is. Uit gevonden en verzamelde objecten assembleerde hij miniatuurtheaters van dromen of herinneringen, maar ook reeksen rond ballet en vogels. De van oorsprong Zwitserse filmmaker en schilder Rudy Burckhardt, vooral geroemd voor zijn straatfoto’s van New York, is het oog achter de camera.
Maya Deren filmt de Afro-Amerikaanse danser Talley Beatty terwijl hij een korte danssequentie uitvoert. Via montage en camerabeweging bevrijdt ze het dansende lichaam van de traditionele grenzen van de theatrale en zelfs de reële ruimte. Beatty’s bewegingen lopen moeiteloos door tussen vier uiteenlopende locaties: een bos, Derens loft, de Egyptian Hall van het Metropolitan Museum en de top van een klif van de Palisades aan de Hudson River. De dunne witte berkenstammen resoneren met het menselijke lichaam. Voor Deren is alles wat zich in het beeldkader bevindt onderdeel van de choreografie, niet alleen de danser, maar ook de hele ruimte, de bomen, de levende en levenloze objecten. Beatty beweegt zich volgens haar in “een wereld van de verbeelding waarin, als in onze dag- of nachtdromen, een persoon eerst op de ene plaats is en vervolgens op een andere zonder te reizen.” Derens Bolex-camera is een partner in deze dans.
In Eaux d’artifice betreedt een mysterieus figuur de tuinen van Villa d’Este in Tivoli. Deze verschijning in achttiende-eeuwse klederdracht dwaalt door het nachtelijke labyrint van watervallen, balustrades, grotten en fonteinen die nog overweldigender lijken door het kleine gestalte van de gast. Anger filmde in natuurlijk daglicht met een rode filter op zwart-witpellicule, maar ontwikkelde de beelden op kleurenfilm met een blauwe filter voor een artificieel nachteffect. De groene waaier van het personage kleurde hij zelf met de hand in. De manier waarop het licht speelt op het glinsterende en sprankelende water contrasteert sterk met de donkere achtergrond en zorgt voor een elegante abstractie. Licht, kleur, beweging en textuur worden gecombineerd in een barok contrapunt met het winterconcerto van Vivaldi’s vier seizoenen.
In Rabbit’s Moon combineert Kenneth Anger Japanse en Azteekse maanmythes met de klassieke personages van de commedia dell’arte. De clown Pierrot probeert een Méliès-achtige maan te vangen en vervolgens het beeld van de mooie Columbine dat Harlequin projecteert met een toverlantaarn het hof te maken, maar verlangens blijven steeds onbereikbaar. Een brief van Jean Cocteau bracht Anger naar Parijs, waar hij Rabbit’s Moon in 1950 opnam in de studio van Jean-Pierre Melville met acteurs van de Marcel Marceau mimeschool. Anger kon er voor de enige keer in zijn carrière op 35mm-nitraatfilm werken en creëerde een artificieel bos met zwart en zilver geschilderde bomen en blaadjes uit kristalpapier. Het roept gelijkenissen op met de textuur van het sprookjeswoud dat destijds in de Warner Brothers studio werd gebouwd voor A Midsummer Night’s Dream (1935), een film waarin Anger volgens zijn eigen mythe als kind de rol van een prinsje had gespeeld. Rabbit’s Moon bleef onafgewerkt en Anger bracht de film pas in 1971 uit, voorzien van een doowop soundtrack. In 1979 maakte hij een met de helft ingekorte versie op andere muziek. Wij tonen de originele, lange versie.