Deze website maakt gebruik van Cookies.

Studio E en de Gentse kunstfilm

22.04’24
Vlcsnap 2024 01 26 14h49m03s660

The Mysterious and Enigmatic Life of Loe Copers © Gustaaf Prils, Studio E

In 1955 wordt de Gentse groep Studio E opge­richt als een smal­l­film­werk­groep’ om via smal­l­film­club in 1968 te pro­fes­si­o­na­li­se­ren naar een vzw. Studio E pro­fi­leert zich als een cen­trum voor kunst­films en films over kunst. Vanaf de jaren 70 mani­fes­te­ren ze zich uit­druk­ke­lij­ker als auto­no­me kunst­film­groep. Het meest nadruk­ke­lijk wordt dit zicht­baar in de afschei­ding van het Verbond der Amateur Kineasten van Oost-Vlaanderen (V.A.K.O.V.). De films van Studio E waren col­lec­tie­ve cre­a­ties. Ze waar­deer­den film als een auto­noom medi­um, zoch­ten aan­slui­ting bij ande­re kunst­vor­men en uit artis­tie­ke over­we­gin­gen kozen ze er reso­luut voor om te wer­ken met 16mm-film. Hoewel Studio E nooit uit­groei­de tot een vol­waar­di­ge film­ma­kers coö­pe­ra­tie­ve, zoals er in de jaren 1960 – 1970 meer­de­re ont­ston­den in Amerika en Europa, laten hun films zien dat deze ambi­tie aan­we­zig was.

Programma: Godart Bakkers

In aan­we­zig­heid van kun­ste­naar Leo Copers en Claude Vanderschueren, voor­ma­lig secre­ta­ris van Studio E

Het onder­zoek naar Studio E en Gustaaf Prils vond plaats bin­nen de con­text van het onder­zoek van Gent, speel­veld van de beel­den­de kunst (19571987)’ aan KASK School of Arts. Een eer­ste pre­sen­ta­tie ging door in Het Brievenproject in KIOSK met de brief van Claude Vanderschueren aan de leden van Studio E. Gent, speel­veld van de beel­den­de kunst (19571987)’ bestaat uit Naninga Lens, Sofie Frederix, Wouter De Vleeschouwer, Koen Brams en Godart Bakkers. Voor Het Brievenproject wordt de groep ver­sterkt door Simon Delobel en enke­le gasten. 

Hieronder vindt u een meer uit­ge­brei­de toe­lich­ting van Studio E door Godart Bakkers


Gustaaf Prils

Kreatie

BE • 1961 • 15' • colour • digital

Documentaire over de cre­a­tie en plaat­sing van de sculp­tuur van Berten Coolens, stand­beeld uit Franse steen van 11 ton die een plaats heeft gekre­gen aan de Gentse Watersportbaan.

Dirk Liefooghe

En Cultivant mes Symboles

BE • 1964 • 15' • colour • digital

Poëtische docu­men­tai­re over Pierre Vlerick op een gedicht van Pjeroo Roobjee.

Gustaaf Prils

Genesis

BE • 1974 • 12' • colour • digital

Film over Roger Raveel, op een gedicht van Roland Jooris. Gedraaid naar aan­lei­ding van diens retro­spec­tie­ve in de Sint-Pietersabdij.

Gustaaf Prils

Order of Life

BE • 1973 • 16' • colour • digital

Experimentele docu­men­tai­re die via gra­fiek de heden­daag­se samen­le­ving bekijkt.

Gustaaf Prils

The Mysterious and Enigmatic Life of Loe Copers

BE • 1969 • 5' • colour • digital

Documentaire over Leo Copers

Gustaaf Prils

Kreatie

BE • 1961 • 15' • colour • digital

Dirk Liefooghe

En Cultivant mes Symboles

BE • 1964 • 15' • colour • digital

Gustaaf Prils

Genesis

BE • 1974 • 12' • colour • digital

Gustaaf Prils

Order of Life

BE • 1973 • 16' • colour • digital

Gustaaf Prils

The Mysterious and Enigmatic Life of Loe Copers

BE • 1969 • 5' • colour • digital
OFFoff Extra

Studio E en de Gentse kunstfilm

In 1955 wordt de Gentse groep Studio E opgericht als een ‘smallfilmwerkgroep’ om via smallfilmclub in 1968 te professionaliseren naar een ‘vereniging zonder winstgevend doel’. In de statuten van de VZW wordt meer duiding gegeven bij de opzet van de vereniging en de eisen die aan de leden gesteld worden: [de leden moeten] “a) een meer dan gewone interesse hebben in kunst, en in filmkunst in het bijzonder. b) film erkennen als een typisch artistiek uitdrukkingsmiddel, en niet als een banaal speelgoed. c) een kameraadschappelijke geest voorstaan, zodat elk lid op ieder ogenblik op zijn hulp mag en kan beroep doen. d) het lidmaatschap van “Studio E” als een eer beschouwen en zich als een typische verdediger van de klub in elke discussie opwerpen [sic] (…).” De eerste leden waren Freddy Verbeke, Jean Daskalidès, Marcel Ostijn, Willy D’Heere, Gustaaf Mees, Francois Semay en Dirk Liefooghe. De Gentse animatiefilmpionier Raoul Servais is erelid. De oprichters zijn apothekers Gustaaf Prils en Agnes De Beer, handelaar Freddy Verbeke en diens echtgenote Nadine Van der Mispel. Studio E vestigt zich op het woonadres van de voorzitter Gustaaf Prils, in de Smetstraat in Gent. Prils was kunstenaar, cineast en apotheker, en in het speelveld van de Gentse beeldende kunst geen onbekende. Hij was betrokken bij de kunstenaarsgroepen De Faun en 't Antenneke, had verschillende tentoonstellingen in Gent en was o.a. bevriend met kunstenaar Amédée Cortier. De mysterieuze naam van de filmgroep werd volgens de toenmalig secretaris Claude Vanderschueren bedacht door Prils die zich liet inspireren door zijn professionele omgeving. Ze verwijst naar vitamine E, de vitamine die volgens Prils stimulerend zou werken voor de geest en de creativiteit.

 

Zoals duidelijk wordt uit de statuten, profileert Studio E zich als een centrum voor kunstfilms en films over kunst. Vanderschueren maakt een film over het werk van Michelangelo in de Sixtijnse Kapel, Dirk Liefooghe een film over Pierre Vlerick en vooral Prils manifesteert zich op het gebied van de kunstfilm. Hij draaide zowel documentaires over kunstenaars als experimentele films. Hij maakte films over Marcel Maeyer, Amédée Cortier en Achiel Pauwels, Berten Coolens, Leo Copers, het Hyperrealisme, Pierre Vlerick en Roger Raveel. Ook in het creatieproces werd nadrukkelijk een beroep gedaan op andere creatievelingen. Zo horen we dichter Roland Jooris in de film over Raveel en maakte de Gentse componist Lucien Goethals de geluidsband voor de film over Marcel Mayer.

 

Studio E manifesteert zich vanaf de jaren 1970 uitdrukkelijker als autonome kunstfilmgroep. Het meest nadrukkelijk wordt dit zichtbaar in de afscheiding van het Verbond der Amateur Kineasten van Oost-Vlaanderen” (V.A.K.O.V.). Het V.A.K.O.V. werd in 1960 opgericht als een koepelorganisatie voor alle amateurfilmclubs in Oost-Vlaanderen. In 1970 telt het verbond een twintigtal Oost-Vlaamse amateur-filmverenigingen, waarvan met Studio E nog 5 andere uit Gent afkomstig waren. In 1973 besluit Studio E zich af te scheiden van het V.A.K.O.V., omdat ze zich niet meer op hun plek voelen onder de koepel van het amateurisme. In een brief geven ze de argumenten voor deze afsplitsing: “Op bepaalde ogenblikken moet een mens, een organisme, een groepering een keuze doen [sic]. Deze keuze mag noch geschieden uit wrok, noch in een wilde bui, maar liefst wel na koel en diep overleg. Ik geloof dat Studio E sinds enkele tijd in zo een levenskrisis leeft [sic]. Deze krisis werd reeds duidelijk op het ogenblik, nu reeds enkele jaren terug, toen het grootste aantal van haar filmende leden zich aansloten bij een organisme “De onafhankelijke kineast” (Le cinéaste indépendant). Hierdoor wilden ze reeds in wezen een distancieering teweeg brengen met het zuivere amateurisme als dusdanig [sic]. (…)”

 

Veel meer dan naar een specifieke vereniging, verwijzen ze met “de onafhankelijke kineast” naar de beweging van zelforganiserende filmmakers en coöperatieven die onafhankelijk van grote productiehuizen hun werk maken. Een containerbegrip waarin plaats is voor experimentele films, maar ook voor kleinere, meer klassieke filmproducties, vergelijkbaar met hedendaagse onafhankelijke cinema (de indie). De leden van Studio E betoogden dat de filmgroep een aparte plaats innam ‘in de schoot van het amateurisme’ en daarom afscheid moet nemen van het V.A.K.O.V. Ze willen de vaandeldragers zijn van onafhankelijke cineasten in Vlaanderen en misschien zelfs in België, als brugfunctie tussen amateurisme en professionele verenigingen. Ze wilden de mogelijkheid creëren om subsidies aan te vragen voor hun werk, bijvoorbeeld voor een speelfilm, betere contacten met de pers onderhouden en een nieuwe relatie met de televisie opbouwen.

 

De structuur waarbinnen de organisaties opereerden, aangesloten bij de Vlaamse amateurcineasten, kwam niet overeen met de doelstellingen van Studio E, zoals al te lezen viel in de statuten. Een verschil was niet alleen inhoudelijk merkbaar, maar evenzeer in filmtechnische aspecten. In tegenstelling tot de andere leden aangesloten bij het V.A.K.O.V., werkten de leden van Studio E vooral met het professionelere (en duurdere) 16mm-formaat in plaats van 8mm of Super 8. Voormalig secretaris Vanderschueren herinnert zich dit moment en wijst op de bijkomende discrepantie die er ontstond toen veel ‘amateurs’ op dat moment met video gingen werken.

 

De film van Studio E waren collectieve creaties, ze waardeerden film als een autonoom medium, zochten aansluiting bij andere kunstvormen en uit artistieke overwegingen koos ze er resoluut voor om te werken met 16mm film. Hoewel Studio E nooit uitgroeide tot een volwaardige filmmakers coöperatieve, zoals er in de jaren 1960-1970 meerdere ontstonden in Amerika en Europa, laten hun films, de brief aan V.A.K.O.V. en de statuten zien dat deze ambitie aanwezig was.

 

Godart Bakkers