Deze website maakt gebruik van Cookies.

Jonas Mekas 100: New York Retellings

05.12’22
Mekas outtakes

Out-Takes From the Life of a Happy Man © Re:Voir

Art Cinema OFFoff
Lange Steenstraat 14
B-9000 Gent
€8 / €5 (reductie)

Niet alleen de dich­ters en schrij­vers van de Beat Generation, maar ook film­ma­kers als Jonas Mekas and John Cassavetes hecht­ten in het New York van de jaren vijf­tig en zes­tig een groot belang aan spon­ta­ni­teit, impro­vi­sa­tie en toe­val. In zijn film­kri­tie­ken liet Mekas dan ook geen kans onbe­nut om de affi­ni­teit tus­sen de New American Cinema en de beat-esthe­tiek te bena­druk­ken. In 1959 publi­ceer­de hij zijn New York Letter: Towards a Spontaneous Cinema’ in Sight and Sound. Daarin stel­de hij dat de nieu­we gene­ra­tie van onaf­han­ke­lij­ke film­ma­kers zich onder­scheidt door mid­del van their use of actu­al loca­ti­ons and direct lightning; their dis­res­pect for plots and writ­ten scripts; their use of improvisation”.

1959 was niet alleen het jaar dat Shadows van John Cassavetes prat ging op zijn geïm­pro­vi­seerd karak­ter en op de afti­te­ling trots ver­kon­dig­de: The film you have just seen was an impro­vi­sa­ti­on.” 1959 was ook het jaar van Pull My Daisy, de kort­film van foto­graaf Robert Frank en schil­der Alfred Leslie die door Mekas met­een werd uit­ge­roe­pen tot de eer­ste ech­te beat-film, en dat niet alleen omwil­le van de cast van beat-schrij­vers, maar ook omwil­le van the expres­si­on of the youn­ger generation’s uncon­scious rejec­ti­on of the midd­le-class way, the busi­ness man’s way; an out­burst of spon­ta­nei­ty and impro­vi­sa­ti­on as an uncon­scious oppo­si­ti­on to the mecha­ni­za­ti­on of life”.

Pull My Daisy (1959) schetst een lief­de­vol por­tret van de beat­cul­tuur op haar hoog­te­punt door­heen een jaz­zy her­ver­tel­ling van een vro­lij­ke avond vol lite­rai­re impro­vi­sa­ties en filo­so­fi­sche dis­cus­sies. Het ver­haal is geba­seerd op een voor­val uit het leven van beat-schrij­ver Neal Cassady en zijn vrouw Carolyn. Toen Cassady als spoor­weg­rem­mer – ooit was dat een beroep – werk­zaam was, nodig­de Carolyn een res­pec­ta­be­le bis­schop uit voor een diner. Bohemien vrien­den van Cassady ver­stoor­den ech­ter het feest, met alle komi­sche gevol­gen van dien. De titel Pull My Daisy is ont­leend aan het gelijk­na­mi­ge gedicht dat Jack Kerouac, Allen Ginsberg en Neal Cassady eind jaren veer­tig schre­ven. Een deel van het oor­spron­ke­lij­ke gedicht werd gebruikt als tekst in Amrams jazz­com­po­si­tie waar­mee de film opent. Op de voi­ce-over hoor je Jack Kerouac ver­vol­gens een geïm­pro­vi­seerd ver­haal bren­gen bij de inte­ri­eur- en straat­beel­den van New York.

Pull My Daisy werd jaren­lang gepre­zen als een impro­vi­sa­tie­mees­ter­werk, tot Alfred Leslie in 1968 in een arti­kel in de Village Voice liet opte­ke­nen dat de film eigen­lijk zorg­vul­dig was gepland, gere­pe­teerd en gere­gis­seerd door hem en Robert Frank, die de film boven­dien opnam in een pro­fes­si­o­ne­le stu­dio. Op basis van deze ont­hul­ling zou je de claim van impro­vi­sa­tie’ als frau­du­leus kun­nen beschou­wen. Ondanks het feit dat niet alles wat er met en voor de came­ra gebeur­de geïm­pro­vi­seerd was, groei­de Pull My Daisy wel dege­lijk uit een com­bi­na­tie van spon­ta­ne pro­ces­sen en gepre­me­di­teer­de han­de­lin­gen, zowel wat de ver­haal­lij­nen als beeld- en geluids­la­gen betreft. Het effect van­daag is er nog steeds één van direct­heid, als­of de makers hun came­ra gewoon op de rea­li­teit richt­ten en begon­nen te filmen.

Hetzelfde geldt voor de dag­boek­films die Jonas Mekas sinds 1960 maak­te, zoals Walden (1969) en Lost, Lost, Lost (1976). De peet­va­der van de Amerikaanse avant-gar­de film zou dit jaar 100 zijn gewor­den, maar over­leed in 2019 op 96-jari­ge leef­tijd. Een aan­tal maan­den voor zijn negen­tig­ste ver­jaar­dag leg­de Mekas de laat­ste hand aan Out-Takes from the Life of a Happy Man (2012). De film is samen­ge­steld uit beeld­frag­men­ten die hij niet gebruik­te in zijn eer­de­re dag­boek­films, naast digi­ta­le opna­mes die Mekas aan het werk tonen aan zijn mon­ta­ge­ta­fel met de oude 16mm-frag­men­ten. We zien de fami­lie van Mekas terug, zijn vrien­den, kat­ten, New York natuur­lijk, de sei­zoe­nen, een aan­tal bui­ten­land­se rei­zen. De film is door­drenkt met licht, zowel wat de over­be­lich­te beel­den – met­een de reden waar­om hij ze aan­van­ke­lijk niet gebruik­te – als wat de toon en de sfeer betreft. Meer dan de epi­sche film­ge­dich­ten die eraan voor­af­gin­gen, is deze terug­blik een lyrisch gedicht, een oprech­te ode aan wezens en objec­ten in bewe­ging. Zoals gebrui­ke­lijk in een Mekas-film hoor je hem pra­ten op de tape­re­cor­der. We horen hem zeg­gen dat het hem in deze her­ver­tel­ling niet zozeer om het oproe­pen van her­in­ne­ren te doen is. Dat lijkt alleen maar zo. Nee. De her­in­ne­rin­gen zijn weg. De beel­den zijn het eni­ge wat rest. Zij zijn real”. 

  • Inleiding: Isolde Vanhee
  • Print Pull My Daisy: Museum of Fine Arts, Houston
Pull My Daisy

Pull My Daisy

Robert Frank & Alfred Leslie

Pull My Daisy

US • 1959 • 28' • b&w • 16mm

Jonas Mekas

Out-Takes from the Life of a Happy Man

US • 2012 • 68' • colour • digital • en sub