Niet alleen de dichters en schrijvers van de Beat Generation, maar ook filmmakers als Jonas Mekas and John Cassavetes hechtten in het New York van de jaren vijftig en zestig een groot belang aan spontaniteit, improvisatie en toeval. In zijn filmkritieken liet Mekas dan ook geen kans onbenut om de affiniteit tussen de New American Cinema en de beat-esthetiek te benadrukken. In 1959 publiceerde hij zijn ‘New York Letter: Towards a Spontaneous Cinema’ in Sight and Sound. Daarin stelde hij dat de nieuwe generatie van onafhankelijke filmmakers zich onderscheidt door middel van “their use of actual locations and direct lightning; their disrespect for plots and written scripts; their use of improvisation”.
1959 was niet alleen het jaar dat Shadows van John Cassavetes prat ging op zijn geïmproviseerd karakter en op de aftiteling trots verkondigde: “The film you have just seen was an improvisation.” 1959 was ook het jaar van Pull My Daisy, de kortfilm van fotograaf Robert Frank en schilder Alfred Leslie die door Mekas meteen werd uitgeroepen tot de eerste echte beat-film, en dat niet alleen omwille van de cast van beat-schrijvers, maar ook omwille van “the expression of the younger generation’s unconscious rejection of the middle-class way, the business man’s way; an outburst of spontaneity and improvisation as an unconscious opposition to the mechanization of life”.
Pull My Daisy (1959) schetst een liefdevol portret van de beatcultuur op haar hoogtepunt doorheen een jazzy hervertelling van een vrolijke avond vol literaire improvisaties en filosofische discussies. Het verhaal is gebaseerd op een voorval uit het leven van beat-schrijver Neal Cassady en zijn vrouw Carolyn. Toen Cassady als spoorwegremmer – ooit was dat een beroep – werkzaam was, nodigde Carolyn een respectabele bisschop uit voor een diner. Bohemien vrienden van Cassady verstoorden echter het feest, met alle komische gevolgen van dien. De titel Pull My Daisy is ontleend aan het gelijknamige gedicht dat Jack Kerouac, Allen Ginsberg en Neal Cassady eind jaren veertig schreven. Een deel van het oorspronkelijke gedicht werd gebruikt als tekst in Amrams jazzcompositie waarmee de film opent. Op de voice-over hoor je Jack Kerouac vervolgens een geïmproviseerd verhaal brengen bij de interieur- en straatbeelden van New York.
Pull My Daisy werd jarenlang geprezen als een improvisatiemeesterwerk, tot Alfred Leslie in 1968 in een artikel in de Village Voice liet optekenen dat de film eigenlijk zorgvuldig was gepland, gerepeteerd en geregisseerd door hem en Robert Frank, die de film bovendien opnam in een professionele studio. Op basis van deze onthulling zou je de claim van ‘improvisatie’ als frauduleus kunnen beschouwen. Ondanks het feit dat niet alles wat er met en voor de camera gebeurde geïmproviseerd was, groeide Pull My Daisy wel degelijk uit een combinatie van spontane processen en gepremediteerde handelingen, zowel wat de verhaallijnen als beeld- en geluidslagen betreft. Het effect vandaag is er nog steeds één van directheid, alsof de makers hun camera gewoon op de realiteit richtten en begonnen te filmen.
Hetzelfde geldt voor de dagboekfilms die Jonas Mekas sinds 1960 maakte, zoals Walden (1969) en Lost, Lost, Lost (1976). De peetvader van de Amerikaanse avant-garde film zou dit jaar 100 zijn geworden, maar overleed in 2019 op 96-jarige leeftijd. Een aantal maanden voor zijn negentigste verjaardag legde Mekas de laatste hand aan Out-Takes from the Life of a Happy Man (2012). De film is samengesteld uit beeldfragmenten die hij niet gebruikte in zijn eerdere dagboekfilms, naast digitale opnames die Mekas aan het werk tonen aan zijn montagetafel met de oude 16mm-fragmenten. We zien de familie van Mekas terug, zijn vrienden, katten, New York natuurlijk, de seizoenen, een aantal buitenlandse reizen. De film is doordrenkt met licht, zowel wat de overbelichte beelden – meteen de reden waarom hij ze aanvankelijk niet gebruikte – als wat de toon en de sfeer betreft. Meer dan de epische filmgedichten die eraan voorafgingen, is deze terugblik een lyrisch gedicht, een oprechte ode aan wezens en objecten in beweging. Zoals gebruikelijk in een Mekas-film hoor je hem praten op de taperecorder. We horen hem zeggen dat het hem in deze hervertelling niet zozeer om het oproepen van herinneren te doen is. Dat lijkt alleen maar zo. Nee. De herinneringen zijn weg. De beelden zijn het enige wat rest. Zij zijn “real”.
- Inleiding: Isolde Vanhee
- Print Pull My Daisy: Museum of Fine Arts, Houston